PensioenScheiden                                                                                                 

Onderstaand een gedeelte van een brief opgesteld door het ABP en gericht aan de Ombudsman Pensioenen van 12 mei 2022, waarin een aantal opmerkelijke uitspraken gedaan worden door het ABP die verstrekkende gevolgen kunnen hebben.


12 Mei 2022 Brief ABP aan Ombudsman Pensioenen

"Quote: Ex=partners mogen verwachten dat ABP een juiste opgave van het te verrekenen pensioen verstrekt"
ABP is van mening dat de verstrekte opgave niet onjuist is. Hiertoe merkt ABP het volgende op. ABP verstrekt aan de deelnemer een opgave, waarmee hij nmet zijn ex-partner zijn opgebouwde aanspraak op pensioen kan verrekenen. Bovendien heeft ABP op 31 december 2020 een uitwerking verstrekt van de opgave van de aanspraken die hij tot einde huwelijk heeft opgebouwd.

De opgave die ABP ten behoeve van de ex-partners heeft verstrekt, doet naar onze mening recht aan de belangen van beide ex-partners. Dat de gemachtigde van mening is dat aan die opgave andere uitgangspunten ten grondslag moeten worden gelegd, betekent niet dat de opgave niet juist is. Het staat de gemachtigde uiteraard vrij om naar eigen inzicht en in overleg met de ex-partner van de deelnemer, tot overeenstemming te komen om te verrekenen op basis van een berekening met andere uitgangspunten. ABP is daarbij geen partij.

Noot PensioenScheiden 02.07.2022: Zoals het ABP terecht opmerkt is de verstrekte opgave niet onjuist Waarom geeft het ABP niet aan, dat de opgave juist is? Is ABP geen partij? Merkwaardige opmerking! Het ABP is de enige die in staat is een opgave te verstrekken van de wettelijk juiste opgebouwde premievrije aanspraken op het moment van scheiding. Advocaten en rechters moeten kunnen dichtvaren op een juiste wettelijke actuariële berekening.

"Quote: Door uit te gaan van de sterftetafels op het moment van de aanvraag, wordt pensioen verrekend dat vermogensrechtelijk eerst is ontstaan na de scheidingsdatum. Dat kan niet de bedoeling zijn van het arrest van de Hoge Raad"
ABP gaat voor de berekening van de voorwaardelijke uitkering uit van de rekenregels op het moment van het verzoek. Dit moment is immers het moment waarop partijen de opgebouwde aanspraken gaan verrekenen met elkaar, ABP gebruikt daarvoor de rekenregels die gelden op het moment van het verzoek.

ABP is van mening dat dit recht doet aan de belangen van de ex-partners. Daarmee worden de opgebouwde pensioenaanspraken verrekend, op basis van de waarde van deze aanspraken in het economisch verkeerd op de verzoekdatum. Volgens ABP is dit niet in strijd met de uitgangspunten van het Arrest Boon/Van Loon. ABP bestrijdt daarmee ook dat pensioen wordt verrekend dat (vermogensrechtelijk) is ontstaan na de scheiding. Voor de berekening van de voorwaardelijke uitkering blijft ABP immers uitgaan van de aanspraken die zijn opgebouwd tot aan het einde van het huwelijk. De basis voor deze berekening van de voorwaardelijke uitkering is de waarde van deze aanspraken. Het gaat dan ook niet om aanspraken die pas na het huwelijk zijn opgebouwd.

Noot PensioenScheiden 02.07.2022: Uit het Boon/Van Loon-arrest blijkt dat als niet gekozen wordt voor directe verrekening (eenmalige verrekening) van de aanspraken tijdens de boedelscheiding daarmee automatisch gekozen wordt voor de voorwaardelijke uitkering op de pensioendatum. Wat vastgesteld moet worden op de datum van het verzoek is het gedeelte van het ouderdomspensioen dat op de pensioendatum verrekend moet worden met de ex-partner. Deze berekening kan alleen uitgevoerd worden op basis van de waarde op de datum scheiding.

"Quote": Ook ten aanzien van de indexaties is de vraag of ABP niet voorbij gaat aan het arrest van de HR"
Door de aanspraken doe tot aan eide huwelijk zijn opgebouwd aan te passen en te indexeren tot aan het moment waarop om een opgave is verzocht, gaat ABP niet voorbij aan het Arrest van de Hoge Raad. ECLI:NL:HR:2006:AW6163. Bovendien wordt volgens ABP hierdoor géén pensioen verrekend, dat na het huwelijk is opgebouwd/ontstaan.

Dit arrest handelt over de uitleg van een vaststellingsovereenkomst. Twee ex-partners hadden daarin een voorwaardelijke uitkering afgespoken, waarbij de omvang van de voorwaardelijke uitkering werd bepaald door de regels uit het Arrest Boon/van Loon. Het hof had hieraan de conclusie verbonden dat ook al hadden de partijen geen indexatie in de vaststellingsovereenkomst afgesproken, de vrouw toch recht had op indexatie van die uitkering. Dit vindt de Hoge Raad een juiste uitleg. Het oordeel van het Hof, dat de indexering van de pensioenuitkering die aan de man toekomt ook aan de vrouw wordt afgedragen, door indexering van de voorwaardelijke uitkering, ligt geheel in lijn met het arrest Boon/Van Loon.

Bij de bepaling van de omvang van de tijdens het huwelijk opgebouwde rechten, gaat het in het Arrest Boon/Van Loon volgens de Hoge Raad namenlijk om de voor de toekomst opgebouwde rechten. ABP leest hierin dat alle aanpassingen/indexaties van de aanspraken die uit de Abp-wet en het penisoenreglement voorvloeien, moeten doorwerken in de voorwaardelijke uitkeringen.

Indexaties zijn dus geen aanspraken die opgebouwd worden na scheiding, maar hebben betrekking op de pensioenopbouw, waarvan de waarde in aanmerking genomen moet worden voor verrekening. Door bij de berekening van de voorwaardelijke uitkering uit te gaan van de aangepaste aanspraken die tot aan einde huwelijk zijn opgebouwd, geeft ABP een opgave die in lijn ligt met het Arrest Boon/van Loon.

Noot PensioenScheiden 02.07.2022 11.00: Als het ABP als bovenstaand gehandeld zou hebben, zou ik het volledig met het ABP eens geweest zijn. Alleen doet het ABP dat niet. Het ABP heeft verklaard, dat als de deelnemer van de echt scheidt, ze de opgebouwde aanspraken en het te verrekenen pensioen als dat van een gewezen deelnemer beschouwen ook al is de deelnemer nog volledig actief verzekerd (Lees: premie betaald). De aanspraken worden ten onrechte door het ABP geïndexeerd als zou sprake zijn van een gewezen deelneming.

Noot PensioenScheiden 04.07.2022 12.00: Het ABP geeft in haar brief niet alleen aan dat alle indexaties doorgevoerd moeten worden, maar ook alle aanpassingen. In mijn brief van 12 januari 2022 aan Stichting Pensioenfonds ABP geef ik aan het ABP aan, dat het ABP ten onrechte het Bijzonder Partnerpensioen voor alle gescheiden deelnemers vanaf november 1981 tot 1 januari 1996 op basis van de berekeningsgrondslag 1995 (is dus inclusief alle initiële en carriere stijgingen van het salaris) heeft aangepast op basis van de dienstjaren tot datum scheiding. In de Abp-wet is dit niet gereglementeerd. In de Abp-wet wordt onder Bijzonder Partnerpensioen overigens het partnerpensioen van een samenwonende deelnemer bedoeld. In de Abp-wet is voor het partnerpensioen van een deelnemer die van de echt scheidt geen specifieke benaming opgenomen. Eerst in de Wet privatisering ABP (artikel 15) is deze specifieke benaming wel opgenomen.

Noot PensioenScheiden 04.07.2022 15.00: Is het ABP nu van mening dat de aanspraken van gescheiden actieve deelnemers beschouwd moeten worden als zijnde van een gewezen deelnemer of is het ABP van mening is dat ten rechte alle salarisstijgingen van gescheiden deelnemers op basis van de dienstjaren tot datum scheiding (vanaf november 1981) ten rechte zijn doorgevoerd tot ultimo 1995 op het Bijzonder Partnerpensioen?

Quote: Actuarieel en vermogensrechtelijk heeft ABP de laatste 22 (moet zijn: 27) jaren foutieve opgaven verstrekt. Hiermee benadeelt ABP in hoge mate haar eigen deelnemers.
ABP is het niet eens met de stelling van de gemachtigde. ABP is van mening dat actuarieel een juiste opgave is verstrekt, die aansluit bij de belangen van beide partijen en in lijn is met het Arrest Boon/van Loon. Met de opmerking dat de opgave een vermogensreechtelijke aangelegenheid is heeft het ABP alleen maar willen aangeven dat het geen pensioenberekening is, maar een verrekening van waardes die tijdens de huwelijksvermogensgemeenschap zijn opgebouwd. Het is dus niet zozeer een kwestie of de opgave vermogensrechtelijk juist of onjuist is, het is een opgave die op het terrein ligt van het vermogensrecht omdat daarmee waardes uit een gemeenschap worden verdeeld.

Tot slot merkt ABP op dat al jarenlang op dezelfde wijze opgaven zijn verstrekt, die in lijn liggen met het arrest Boon/van Loon. Dat ABP de laatste 22 jaren actuarieel foutieve opgaven heeft verstrekt kan ABP niet volgen. Daarbij wijst ABP er nogmaals op dat deelnemers die opgaven niet hoeven te volgen. Ze kunnen kiezen voor een andere wijze van verrekening van de aanspraken die tijdens het huwelijk zijn opgebouwd.

Noot PensioenScheiden 04.07.2022 16.00: Ik heb in mijn kennissenkring actuarissen die het geen van allen eens zijn op dit gebied met het ABP. Bovenstaand al uitgelegd dat vermogensrechtelijk de verdeling alleen had kunnen plaatsvinden op het moment van scheiding op basis van de waarden op het moment van scheiding, zoals ook vastgelegd in het Arrest Boon/van Loon. Het ABP moet zich schamen door aan deelnemers aan te geven dat ze ook kunnen kiezen voor een andere wijze van verrekening.

Noot PensioenScheiden 16.02.2023: Bovenstaande teksten dienen nog voorzien te worden van Notes, naar aanleiding van de brief van
21 december 2022, waarin de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties aangegeven heeft dat hetgeen in de Wet Privatisering ABP per 1 januari 1996 niet gecorrigeerd wordt. Met andere woorden het Bijzonder Nabestaandenpensioen voor ex-partners gescheiden voor 1 januari 1996 en nog actief op 31 december 1995 wordt vastgesteld op basis van het pensioengevend inkomen ultimo 1995, waarbij rekening gehouden wordt met de dienstjaren tot datum scheiding.

In de brief wordt ook uitdrukkelijk verklaard dat onze wetgever er niet voor heeft gekozen om deze berekeningswijZe vanaf 1996 verder door te trekken.


Noot PensioenScheiden 16.02.2023: Dit impliceert wel dat het ABP van 1 januari 1996 tot en met ultimo 2003 het Bijzonder Nabestaandenpensioen alleen had mogen verhogen met de wettelijke indexeringen. Dus niet had mogen aanpassen aan het pensioen gevend inkomen ultimo 2003!


Noot PensioenScheiden 19.12.2023 10.25: Zie ook brief van 02.10.2023 aan Commissie van Beroep van ABP. Naar mijn mening aangetoond dat hetgeen in de WPA is opgenomen misschien juist is, maar verkeerd geïnterpreteerd door het ABP!

 

Laatstelijk aangepast: 19 december 2023

Terug naar: PensioenScheiden

Terug naar: ABP