PensioenScheiden                                                                                                 3 februari    2022
P. G. J. Jung                                                                                               
Van Harenstraat 10                                                                                   
8471 JD  WOLVEGA                                                                                 

Onderwerp: ABP weigert arresten Hoge Raad der Nederlanden uit te voeren

Mijnheer, mevrouw,

Bijgaand treft u een brief aan die voor zichzelf spreekt. Onderstaand treft u een korte samenvatting van de brief aan. 

Boon/van Loon-arrest 27 november 1981 van de Hoge Raad der Nederlanden
Op mensen die voor 1 mei 1995 van de echt gescheiden zijn is het Boon/van Loon-arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van toepassing. In dit arrest wordt geregeld op welk ouderdomspensioen de ex-partner van de verzekerde deelnemer aanspraak kan maken als gevolg van hun beider scheiding. Het arrest geeft aan dat de berekening vervaardigd dient te worden op de datum scheiding.  Vanaf een bepaald moment is het ABP echter gaan rekenen met de tarieven die van toepassing zijn/waren op het moment van de aanvraag.  Vanaf dat moment dient er veel te veel verrekend te worden. Tot wel één twee keer zoveel als op het moment van scheiding!

ABP houdt geen rekening met de matiging tot 50% - Arrest Hoge Raad der Nederlanden van 5 april 2002
Op het punt van de matiging trekt de rechtspraak min of meer één lijn. Er zijn in ieder geval vanaf de jaren negentig diverse arresten over geweest. Indien de voorwaardelijke uitkering meer bedraagt dan 50% van het opgebouwde ouderdomspensioen op de datum scheiding, dan wordt de voorwaardelijke uitkering tot 50% van dat ouderdomspensioen gematigd. Het ABP heeft hier vanaf november 1981 nimmer rekening mee gehouden!

Wat betreft de indexering van de te verrekenen aanspraken ligt er een arrest van de Hoge Raad der Nederlanden  van 6 oktober 2006
Het ABP heeft tot 1 januari 1996 de Abp-wet m.b.t. de indexering niet uitgevoerd, maar is uitgegaan van een eigen interpretatie, niet gereglementeerd. In een groot aantal dossiers is ten onrechte vanaf datum scheiding in de opgave van het te verrekenen pensioen, rekening gehouden met indexering. In het arrest van de Hoge Raad wordt aangegeven dat indexering rechtens alleen van toepassing is, als het opgebouwde ouderdomspensioen ook geïndexeerd wordt. 

Ter toelichting bereid.

Met vriendelijke groet,
Peter Jung

Noot PensioenScheiden 04.03.2022: Bovenstaande mail is als een soort voorloopmail meeverzonden naar alle onderstaande adressen

Aan:
Hoge Raad der Nederlanden 
Nationale Ombudsman
Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen
Nederlandsche Bank N.V. (Verzekeringskamer)   
Omroep Max
Peet Vogels (journalist Algemeen Dagblad)
Pieter Omtzigt (lid Tweede Kamer) 
Plus Online (verstuurd 11.02.2022)                                                              
Raad voor de Rechtspraak
Verbond van Verzekeraars

Noot PS 04.02.2022 11.18: Reactie van de aangeschreven instanties en/of mensen treft u onderstaand deze brief aan

Betreft:  ABP weigert arresten Hoge Raad der Nederlanden uit te voeren

Mijnheer, mevrouw,

Gedateerd 27 november 1981 werd door de Hoge Raad der Nederlanden het zogenaamde Boon/Van Loon-arrest uitgesproken.  Het arrest regelt op welke pensioenaanspraak een ex-partner aanspraak kan maken als sprake is van een scheiding voor 1 mei 1995.

Datum scheiding bepalend
Het arrest Boon/van Loon laat er geen misverstand over bestaan dat aangesloten moet worden bij de datum van verdeling van de gemeenschap. In r.o 12 van het arrest oordeelt de Hoge Raad namelijk, dat pensioenaanspraken tot de huwelijksgemeenschap behoren:
“Op grond van dit een en ander moet worden aangenomen dat pensioenrechten als de onderhavige in het algemeen voor het gedeelte dat op het tijdstip van ontbinding van de gemeenschap door echtscheiding of scheiding van tafel en bed reeds was opgebouwd, bij de verdeling van de gemeenschap door middel van verrekening in aanmerking moeten worden genomen.

Tot om en nabij het jaar 2000 werd door het ABP een opgave verstrekt van de premievrije aanspraken op het moment van scheiding, waarbij  op basis van een contante waarde berekening (CWB)  vastgesteld werd wat de hoogte was van het te verrekenen pensioen.  In de toelichting werd aangegeven welke uitgangspunten er voor de opgave gebruikt waren. Naast de rekenrente werd keurig netjes aangegeven welke tarieven (sterftetafels) er gehanteerd waren.  Tot omstreeks het jaar 2000 gebeurde dat op basis van de tarieven zoals deze op het moment van scheiding gehanteerd werden.

In haar brieven gaf het ABP aan dat het voor de hand ligt dat een afspraak wordt gemaakt over de wijze waarop het bedrag van de voorwaardelijke uitkering te zijner tijd naar het tijdstip van pensionering door middel van een indexering kan worden aangepast.  Tevens vermelde het ABP in haar brieven dat zij als pensioeninstantie geen enkele wettelijke verplichting hebben om deze berekeningen te maken of uitvoering te geven aan het arrest van de Hoge Raad (brief ABP 23 augustus 2010).

Uit sommige dossiers blijkt dat al vanaf omstreeks het jaar 2000 het ABP  overgegaan is tot het vervaardigen van Boon/van Loon berekeningen op basis van de tarieven op het moment van aanvraag.

Blz. 2 Brief PensioenScheiden                                                                       3 februari 2022

 

Bij het ABP was tot 1 januari 2004 sprake van een eindloonregeling. Er werden dus daadwerkelijk aanspraken toegezegd.  Als een pensioenverzekeraar overgaat op andere tarieven worden de premievrij opgebouwde aanspraken één op één overgezet. De aanspraken worden dus niet omgezet naar het nieuwe tarief.

Aan u is bekend dat pensioen door de jaren heen steeds duurder is geworden doordat we gemiddeld steeds langer leven. Daarnaast is omstreeks 2007 door de Nederlandsche Bank een andere veel lagere rekenrente voorgeschreven aan pensioenverzekeraars. De tarieven zijn tot op heden tot wel twee keer zo duur geworden. Doordat we allemaal langer leven leidt de CWB van het ABP nu tot steeds hogere pensioenverrekeningen.
Op basis van de huidige tarieven tot meer dan twee drie keer het te verrekenen pensioen wat gegolden zou hebben als de aanvraag op het tijdstip van de scheiding zou zijn aangevraagd. In de brief van het ABP van 23 augustus 2010 wordt hierover opgemerkt dat de juiste berekening op de scheidingsdatum of direct daarna aangevraagd had moeten worden. Vervolgens verklaard het ABP waarom dat destijds  niet is gebeurd voor hun niet relevant is!

Matiging van het te verrekenen pensioen
Met betrekking tot de matiging van de pensioenverrekening is het in feite al vanaf de aanvang van het Boon/van Loon arrest fout gegaan voor vrouwelijke deelnemers.

Met betrekking tot de matiging van de pensioenverrekening treft de rechtspraak min of meer één lijn.
In het arrest van de Hoge Raad van 5 april 2002
, NJ 2002/366 stelt het hof dat indien de voorwaardelijke uitkering meer bedraagt dan 50% van het opgebouwde ouderdomspensioen op de datum scheiding, de voorwaardelijke uitkering van dat ouderdomspensioen wordt gematigd tot 50% van het opgebouwde ouderdomspensioen op het moment van scheiding.

In haar brieven heeft het ABP tot op heden nimmer een opmerking over bovenstaand arrest gemaakt. Het ABP is van mening dat beide ex-partners zelf kunnen beoordelen of de voorwaardelijke uitkering in overeenstemming is met de redelijkheid en de billijkheid.  

Het ABP heeft ook verklaard nimmer het te verrekenen pensioen gematigd te hebben.
Vanaf  27 november 1981  tot en met heden, hebben vrouwelijke deelnemers altijd bijna meer dan 100% van hun pensioen moeten verrekenen met hun ex-partner.  Dit wordt mede veroorzaakt door de meestal zeer geringe waarde van het nabestaandenpensioen (man veelal ouder dan de vrouw, zal dus veelal ook eerder overlijden dan de meeverzekerde man) en het tarief voor vaststelling van het te verrekenen pensioen.

Vanaf het moment dat het ABP overgegaan is tot het vervaardigen van opgaven op basis van de tarieven op het moment van de aanvraag, verrekenen ook mannen ruim meer dan 50% (tot meer dan 70%) van de opgebouwde aanspraken op het moment van scheiding.

Blz 3.  Brief PensioenScheiden                                                                 3 februari 2022

 


Matiging op basis van Ouderdomspensioen Gehuwd
In de opgave houdt het ABP rekening met de contante waarde van het
Ouderdomspensioen gehuwd en het Ouderdomspensioen ongehuwd. 
Het verschil tussen beide bedragen is in feite het verschil tussen de gehuwde en ongehuwde franchise.  Het bedrag wat in mindering gebracht wordt op het salaris waar t.z.t. de te ontvangen AOW tegen overstaat.
De matiging tot 50% dient van de aanspraak Ouderdomspensioen Gehuwd genomen te worden. Het Ongehuwdenpensioen komt immers alleen tot uitkering als de deelnemer op het moment van pensionering ongehuwd is!

ABP heeft jaren achter elkaar geen onderbouwing verstrekt
Van echter om en nabij 2014 tot om en nabij 2021 heeft het ABP geen enkele onderbouwing meer verstrekt.  Geen enkele deelnemer is daardoor in staat geweest vast te stellen of het ABP het te verrekenen pensioen gematigd heeft tot 50%. 

Met betrekking tot de indexering het volgende:

In het arrest van de Hoge Raad van 6 oktober 2006 (AW61613, C05/134HR) oordeelde het hof dat de man het volledig geïndexeerde ouderdomspensioen ontvangt, inclusief het deel dat voor de vrouw bestemd is, derhalve de indexering over het deel dat krachtens de overeenkomst aan de vrouw toekomt, aan de vrouw moet afdragen, geheel in lijn is met het arrest Boon van Loon.

Tot 1 januari 1996 viel het ABP onder de Abp-wet. Met ingang van 1 januari 1996 is het ABP geprivatiseerd en viel vanaf dat moment onder de Pensioen- en Spaarfondsenwet.

Het ABP heeft verklaard dat als een deelnemer voor 1 mei 1995 van de echt scheidde het ABP het te verrekenen pensioen zag, als was dat van een gewezen deelnemer.   In de Abp-wet is dat nergens gereglementeerd.  Tot 1 januari 1996 is het te verrekenen pensioen ten onrechte geïndexeerd. Het ABP heeft zich tot 01.01.1996 niet aan de Abp-wet gehouden, door toch het te verrekenen pensioen tot die datum te indexeren.

Tot om en nabij 2000 werd nog door het ABP opgemerkt dat beide ex-partners onderling afspraken hadden kunnen maken op welke wijze het te verrekenen pensioen geïndexeerd kon worden.  Heden ten dage indexeert het ABP het te verrekenen pensioen voor actieve deelnemers als zou sprake zijn van een wettelijke indexatie.  Voor actieve deelnemers geldt vanaf 1 januari 2004 een geïndexeerde middelloonregeling. Vanaf 1 januari 2005 mogen de aanspraken voor actieve deelnemers geïndexeerd worden. De deelnemer mag van het ABP verwachten dat het ABP zich aan de wet houdt zoals deze tot 1 januari 1996 van kracht was.
Tot op heden heeft het ABP daar geen boodschap aan gehad!

Voor gewezen deelnemers mag het te verrekenen pensioen geïndexeerd worden vanaf de eerste januari van het jaar volgend op de dag waarop ze niet meer onder het ABP vallen, tenminste als dat in de Abp-wet tot 1 januari 1996 vast lag.

Blz 4.  Brief PensioenScheiden                                                                 3 februari 2022

 

Het ABP liet mij op 21 december 2020 weten, dat zij alleen nog een opgave zullen verstrekken van de hoogte van het te verrekenen pensioen, ook al wordt er gevraagd om een opgave van de opgebouwde aanspraken op het moment van scheiding, op
basis van door het ABP opgestelde rekenregels en de geldende uitgangspunten op het moment van verzoek.

Dit houdt in dat:
a. Uitgegaan wordt van de sterftetafels zoals deze van toepassing zijn op het moment van de aanvraag (en dus niet op het moment van echtscheiding)
b. Rekening wordt gehouden met alle indexaties alsof vanaf datum scheiding sprake zou zijn van een gewezen deelneming, ook als sprake is van een actieve deelneming.
c. Er geen rekening gehouden wordt, met de matiging tot maximaal 50% van het opgebouwde pensioen op de datum scheiding.

Door hiervan uit te gaan op het moment van aanvraag kent het ABP aanspraken toe aan de ex-partner die eerst na de datum scheiding zijn opgebouwd!

Het betekent dat het ABP indexaties toeschrijft aan de opgebouwde aanspraken (lees: te verrekenen pensioen) van de deelnemer, die de actieve deelnemer zelf nimmer ontvangen heeft.

Het ABP is alleen bereid om de opgave van het te verrekenen pensioen  door vrouwelijke deelnemers volledig onderbouwd te leveren, met dien verstande dat het ABP weigert om het te verrekenen pensioen direct te matigen tot 50%, laat staan hier in de brief een opmerking over te maken.   

Bovenstaande houdt ook in dat het ABP weigert om alle tot dusver verstuurde opgaven van het te verrekenen pensioen, waarbij ten onrechte rekening is gehouden met de foutieve tarieven, ten onrechte rekening is gehouden met indexeringen, ten onrechte geen rekening is gehouden met de matiging tot 50% van de opgebouwde aanspraken op het moment van scheiding, te corrigeren.

Hetgeen dus inhoudt dat honderden, mogelijk duizenden deelnemers al jaren te veel verrekenen of moeten gaan verrekenen met hun ex-partners.   

Het ABP gaat volledig voorbij aan de belangen van haar deelnemers door opgaven te verstrekken die soms tot twee/drie keer toe te hoog worden vastgesteld. Daarnaast houdt het ABP totaal geen rekening (meer) met het drietal bovengenoemde arresten van de Hoge Raad der Nederlanden over dit onderwerp.

Blz 5.  Brief PensioenScheiden                                                                 3 februari 2022

Verjaring niet mogelijk
Verjaring is niet van toepassing op het Boon van Loon arrest. In BW 3 art 306 staat met betrekking tot verjaring immers vermeld : Indien de Wet niet anders bepaalt! En dat staat nu precies in BW 3 art 178: dat te allen tijde verdeling van een gemeenschappelijk goed gevorderd kan worden.
In BW 3 art 179 2e lid van het Burgerlijk Wetboek staat vermeld dat nadere verdeling van een ontbonden gemeenschap kan worden gevorderd, indien bij een verdeling tot de gemeenschap behorende goederen zijn overgeslagen.

Dit impliceert ook dat pensioenverzekeraars te allen tijde gedwongen moeten kunnen worden tot het vervaardigen van een opgave van het te verrekenen pensioen op basis van de juiste uitgangspunten, zoals bovenstaand aangegeven.

Schadevergoeding
Alle deelnemers zouden voor zover zij onder de Abp-wet vielen schadeloos gesteld moeten worden voor zover sprake is van foutief vervaardigde opgaven door het ABP. Hoe en op welke wijze moeten de verantwoordelijke staatssecretaris of Minister maar aangeven.

 

Hoogachtend,

P.G.J. Jung
PensioenScheiden

Verzonden: donderdag 3 februari 2022 22:01
Aan: 'mail@pensioenscheiden.nl' <mail@pensioenscheiden.nl>
CC: HRN - Mailbox Info Hoge Raad <HRN-Info@HogeRaad.NL>
Onderwerp: RE: ABP weigert arresten Hoge Raad der Nederlanden uit te voeren

Geachte heer Jung,

Dank voor uw onderstaande e-mail. Wij hebben hiervan en van de meegezonden bijlage kennisgenomen.

Hoogachtend,
de griffier van de Hoge Raad der Nederlanden,
mr. J. Storm